RAM
(Random Access Memory):
Tijdelijk geheugen dat wordt gebruikt om informatie op te slaan die de processor
op dat moment gebruikt.
RAMDAC (Random
Access Memory Digital-to-Analog Converter):
Een chip die de digitale gegevens uit het geheugen
van de grafische kaart omzet in analoge gegevens
die door het beeldscherm kunnen worden verwerkt en weergegeven. Hoe hoger de
snelheid van het RAMDAC, hoe hoger de refresh-frequentie en hoe stabieler het
beeld.
Rasterization:
De transformatie van een 3D polygonale representatie naar een 2D-beeld. De polygonale
lighting (belichtings-) intensiteiten worden vertaald naar werkelijke kleurwaarden
voor pixels. Real-time 3D grafische kaarten halen
3D coördinaten van een bepaald frame uit de CPU en renderen ze naar het scherm.
(Ze berekenen de zichtbaarheid, het gezichtspunt en het perspectief van objecten,
en renderen bovendien oppervlaktestructuren en textures
naar oppervlaktes).
Real
time:
Als de aanpassing die wordt toegepast direct gebeurt.
Refresh-frequentie:
Het aantal malen per seconde
dat de computer een beeld verticaal kan tekenen op het scherm. Hoe hoger de
frequentie (uitgedrukt in Hertz (Hz)), hoe hoger de kwaliteit van het beeld.
Rendering:
Het creëren van een grafische representatie aan de hand van een abstract wiskundig
3D-model.
Resolutie:
De verticale en horizontale maat voor de dichtheid van pixels
op het scherm, bijvoorbeeld 1024x768. Hoe hoger de resolutie, hoe realistischer
het beeld.
RGB
(Red, Green and Blue, rood, groen en blauw):
RGB verwijst naar de manier waarop er kleur op het scherm wordt gecreëerd. Elke
pixel is opgebouwd uit drie sub-elementen; 1 rode,
1 groene en 1 blauwe, die beginnen te gloeien als ze worden gestimuleerd. De
variatie in intensiteit heeft de creatie van verschillende kleuren tot gevolg.
ROM
(Read-Only Memory):
Over deze data kan niet worden heen geschreven en ze kunnen ook niet worden
verwijderd: de CPU kan deze data dus alleen lezen.